Twee jaar geleden werd door het Duitse Kosmos een klein, nieuw Catan-spelletje uitgegeven: het Catan Dobbelspel. Een spelletje in een klein doosje, met makkelijke (want weinig) regels. Het duurde vervolgens even, maar uiteindelijk heeft 999 Games er een Nederlandse versie van uitgebracht.
Elke speler heeft een velletje met zijn eigen eilandje, en probeert in 15 beurten zo veel mogelijk punten te verzamelen door dat eilandje vol te bouwen. Alles wat je bouwt levert punten op, en wel steeds meer naarmate je er meer van hetzelfde bouwt (behalve bij de straten). Dat bouwen kost grondstoffen – het is per slot van rekening een Catan-spel. Die grondstoffen staan op de dobbelstenen die je drie keer mag gooien.
Op elk van de zes dobbelstenen staan zes verschillende grondstoffen. De vijf grondstoffen die je kent van gewoon Catan (hout, steen, graan, wol, erts), en dan nog goud. Dat laatste is een joker, maar dan wel slechts een halve: voor twee jokers krijg je één andere grondstof terug.
Na elke worp mag je naar eigen keus dobbelstenen apart leggen, omdat je tevreden bent met de grondstoffen die daarop afgebeeld zijn. Je mag ook apart gelegde dobbelstenen weer opnieuw werpen, als je tenminste nog een worp over hebt.
Na maximaal drie worpen moet je iets bouwen met de grondstoffen die je hebt gekregen. Dat bouwen doe je op je eigen eiland, op je eigen velletje. De kosten van de straten, dorpen, steden en ridders is hetzelfde als in het gewone bordspel (en staan ook op elk velletje). Zoals al gezeg mag je twee goud (joker) omruilen voor een van de andere grondstoffen. Verder kun je ridders die je al “gebouwd” hebt inzetten om een van je dobbelstenen om te zetten in de grondstof van deze ridder. Dat mag per ridder maar één keer per spel; je markeert deze ridder dus als “gebruikt”.
Je begint je ontwikkeling in de rechterbovenhoek, aan de straat die al gemarkeerd is. Alles wat je bouwt (behalve ridders) moet grenzen aan iets wat al gebouwd is, en je markeert dat op je velletje. Maar: je moet de dorpen, steden en ridders wel in volgorde bouwen: altijd degene die nog niet gebouwd is en die de minste punten waard is.
De verkregen punten zet je in het eerste vrije veld op je scorespoor. Niets kunnen bouwen levert een X op: twee minpunten. Na vijftien beurten is het spel voorbij, en worden de genoteerde punten opgeteld. Winnaar is dan degene met de meeste punten.
Omdat iedere speler zijn eigen velletje met zijn eigen eilandje heeft, heb je niet de interactie die je wel hebt met het bordspel. Je kunt elkaar niet dwarszitten. Maar mijn ervaring is echter wel dat veel spelers zich toch “bemoeien” met de keuzes die de actieve speler kan maken: je hebt de neiging om tegen een andere speler te zeggen wat jouw eigen keuze zou zijn.
Verder is een spelletje zo afgelopen, en zou je direct weer een tweede potje kunnen spelen. Omdat het een eenvoudig spelletje is, is de kans dat je direct een tweede potje gaat spelen best aanwezig.
Dit is zo’n spelletje wat je eigenlijk altijd wel mee kunt nemen op reis: een klein doosje, eenvoudige regels, snel gespeeld. Kortom: zoek een klein gaatje in je koffer. En vergeet niet om het er af en toe uit te halen!